LA UVA SANGIOVESE DI TOSCANA

LA UVA SANGIOVESE DI TOSCANA

Van eerlijke, jeugdig-vrolijke tafelwijn die danst in je glas tot hoog complexe bewaarwijn die zijn mannetje staat naast het neusje van de zalm op wijngebied. Sangiovese, dé Italiaanse druif in zijn Toscaanse thuis. TEKST HUIB EDIXHOVEN

De naam sangiovese is toepasselijk. Hij is afgeleid van het Latijnse Sanguis Jovis, oftewel ‘bloed van Jupiter’. Of de sangiovese teruggaat tot de tijd van deze bliksemwerpende Romeinse oppergod is onzeker. Dat de druif op-en-top Italiaans is, is een feit. Sangiovese is verantwoordelijk voor een rits aan klinkende Italiaanse wijnnamen. Denk alleen al aan Chianti of Brunello di Montalcino. Daarmee is het niet gezegd dat sangiovese een enkele verschijningsvorm heeft. Juist verre van, want deze Italiaanse druif is een alleskunner pur sang. Sangiovese weet een waanzinnig breed spectrum aan wijnstijlen te beslaan en je kan feitelijk stellen dat er voor ieder wel wat wils tussen te vinden is.

Zijn herkomst
Lang is gedacht dat sangiovese net zo Toscaans was als de familie De’ Medici, de Mona Lisa en Michelangelo bij elkaar. Maar moderne DNA-technieken in de 21e eeuw tonen anders aan. Tot veler verrassing blijkt sangiovese een kruising te zijn tussen een Toscaanse en Calabriaanse druif. Dé Toscaanse superdruif met directe wortels in de punt van de laars? Dat hadden weinigen verwacht. En er zijn meer verassingen. Ook blijkt dat sangiovese onder pseudoniem tot in het uiterste zuiden van Italië gewoon staat aangeplant voor wijnproductie. Goed, bijna in heel Italië is dus sangiovese te vinden, maar toch is het Midden-Italië waar sangiovese het meest op zijn plek is – met als epicentrum de eeuwenoude Toscane. Hier, in het glooiende, met cipressen bezaaide landschap, dat geurt naar hars, lavendel en rozemarijn, in dit zonovergoten deel van Italië tussen de antieke villa’s voelt sangiovese zich het meest op zijn plek.

Zijn smaak
Zoals gezegd zijn er nogal wat verschillen in stijl waarmee sangiovese de wijnliefhebber weet te bekoren. Dat betekent echter niet dat sangiovese geen eigen karakter heeft, dat is namelijk zeker wel het geval. Heel herkenbaar zijn de immer sappige zuren die de wijn ook direct zo geschikt maken aan de lunch- of dinertafel. Deze frisse zuren spoelen je mond schoon, waardoor je meteen weer zin krijgt in een volgende hap. Een klassieke wisselwerking tussen wijn en spijs. Aan de andere kant van het spectrum zijn er de tannines. Deze kunnen variëren van vrij licht tot zeer aanwezig. Maar ook hier heeft sangiovese een typisch eigen kenmerk. De tannines hebben namelijk een nogal opvallend eigen profiel. Je ervaart ze al snel als licht korrelig of ‘rullerig’. Ze geven een bijzonder en uniek mondgevoel. Qua smaak is veel uiteraard ook afhankelijk van waar de druiven staan aangeplant en hoe de wijnmaker te werk gaat. In de basis tref je veel rood fruit aan. Denk aan aardbei, framboos, rozenbottel en rode zure kers. Naast het fruit zit er vaak een herbale, kruidige kant aan sangiovese-wijn. Gedroogd struikgewas, theeblaadjes, gegrilde kruiden en tijm kom je allemaal geregeld in het glas tegen.

Het hele artikel is te lezen in WINELIFE #65. Bestellen kan hier.

Wil jij geen enkele editie missen? Abonneer je dan nu op Winelife Magazine!

nl_NLNederlands